Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [130]Gij zijt de dochter uwer moeder, die de walg had [131]van haar man en van haar kinderen; en gij zijt de zuster [132]uwer zusteren, die de walg gehad hebben van haar mannen en van haar kinderen; [133]uw moeder was een Hethietische, en uw vader een Amoriet. 130. Dat is, gij aardt naar haar en zijt haar in manieren en werken gelijk. 131. Dat is, van God, dien zij door de afgoderij verliet, en van haar eigen zonen en dochters, die zij den afgoden ter ere vermoordde. 132. Genaamd Samaria en Sodom in vs.46. Hebreeuws, zuster; dat is, van elke uwer zusters, alzo in het volgende. 133. Zie boven vs.3.